
Zout (kopervitriool)
Kopervitriool, ook wel koper(II)sulfaat is het koperzout van zwavelzuur. Koper(II)sulfaat kan worden gebruikt bij het telen van bijvoorbeeld groente, fruit, planten ect in de vorm van meststof.
Koper(II)sulfaat kan in de geneeskunde worden toegepast als ontsmettingsmiddel, bloedstelpend middel of als middel om braking op te wekken. Het ook worden toegepast bij fosfor vergiftiging als antigif.
Het wordt ook veel toegepast bij hout om het in goede conditie te bewaren. Ook wordt het veel gebruikt bij etsen (afbeeldingen gedrukt in kopere of zinken plaat).
Koper(II)sulfaat wordt ook gebruikt bij een paar reacties zoals bijvoorbeeld de biureetreactie.
Watervrij koper(II)sulfaat kan worden gebruikt om sporen van water in sommige vloeistoffen aan te geven, omdat het zout, na contact met water, een blauwe kleur verkrijgt.
Er zijn 2 manieren waarop koper(II)sulfaat bereidt kan worden. Door het inwerken van zwavelzuur op koper(II)oxide of koper(II)sulfide en de tweede manier is door koper(II)hydroxide te behandelen met zwavelzuur:
Cu(OH)2 + H2SO4 wordt CuSo4 + 2H2O.
De laatste manier wordt vaak gebruikt in laboratoriums.
De triviale namen van koper(II)sulfaat zijn: kopervitriool, kopersulfaat, blauwe vitriool en blauwe aluin en de systematische naam/rationale naam is de naam die ik al de hele tijd voor kopervitriool gebruik namelijk: koper(II)sulfaat.
De molmassa van koper(II)sulfaat is 159,609 g/mol. De massa van het zout zelf is 160 omdat koper uit 35 neutronen en 29 protonen bestaat waardoor de massa 64 is. Sulfaat bestaat uit 48 neutronen 48 protonen waardoor de massa 96 is. 96 + 64 = 160.
Koper(II)sulfaat bevat koper dat het atoomnummer 29 heeft en in groep 11, periode 4 staat. Ook bevat koper(II)sulfaat sulfaat wat bestaat uit zwavelatomen en zuurstofatomen.
Zwavel staat in groep 16, periode 3 en zuurstof staat boven zwavel dus in groep 16, periode 2. Zwavel heeft een atoomnummer van 16 en zuurstof heeft een atoomnummer van 8 en allebei behoren ze bij de niet-metalen.
Koper zit in groep 11 en behoort hier door bij de overgangsmetalen. Een paar eigenschappen van overgangsmetalen is bijvoorbeeld dat ze allemaal stroom geleiden of dat ze een hoge dichtheid hebben. Ook hebben ze een hoog smelt- en kookpunt.
Een eigenschap van de niet-metalen is dat in tegenstelling van de metalen ze niet makkelijk een elektron afstaan. Nog een eigenschap is dat ze slechte geleiders zijn. Ook kunnen niet-metalen op kamertemperatuur gasvormig, vloeibaar of vast zijn en hebben ze een lager smelt- en kookpunt dan metalen. Niet-metalen zijn bros dat betekent dat er weinig energie nodig voor is om ze te breken, je kan ze heel makkelijk kapot trekken.
Koper(II)sulfaat heeft de ionen Cu²+ en een -2 negatief geladen sulfaation. De positieve geladen ion staat altijd voorop en de negatief geladen ion staat altijd als laatste.
Cu²+ heeft 29 protonen, 64 - 29 = 35 neutronen en 27 elektronen.
Een sulfaation bestaat uit 1 zwavelatoom en 4 zuurstof atomen dus:
16 protonen, 16 neutronen en 17 elektronen + 32 protonen, 32 neutronen en 33 elektronen = 48 protonen, 48 neutronen, 50 elektronen.
In totaal bestaat koper(II)sulfaat dus uit 77 protonen, 83 neutronen, 77 elektronen.
Koper(II)sulfaat zit in een vaste toestand en zouten in een vaste toestand geleiden nooit stroom. Dat komt omdat in een vaste toestand kunnen geladen deeltjes zich niet verplaatsen, ze zitten vast op hun plaats. Dat komt omdat ze in een ionrooster zitten en omdat de kracht van de positief geladen en negatief geladen ionen aan elkaar trekken, houden ze zich bij elkaar. Dat heet een ionbinding. In koper(II)sulfaat zitten positieve koperionen en negatieve sulfaationen.
In een vloeibare en opgeloste toestand kan er wel stroom geleidt worden aangezien geladen deeltjes zich wel kunnen bewegen. Dat betekent dat het aan allebei de eisen voldoet en dus stroom kan geleiden.
Conclusie: Koper(II)sulfaat is een zout in vaste toestand en kan dus geen stroom geleiden
Maak jouw eigen website met JouwWeb